Wij
hebben een probleem. Een groot probleem. Mijn vrouw heeft te horen gekregen dat
zij een kwaadaardige tumor heeft van de ergste soort. Een verpletterende
boodschap. Ongeloof, boosheid, wanhoop en verdriet strijden om voorrang. Dit
kan niet waar zijn. Het is niet eerlijk. Dit heeft zij niet verdiend. Juist zij
niet, die altijd streed voor anderen en vaak het onmogelijke waar kon maken. Nu
moet zij voor zichzelf vechten. Wij helpen haar met alles wat in ons is. Maar,
wij staan machteloos. De titel van Bach’s cantate “Aus tiefer Not schrei
ich zu Dir” schiet mij te binnen, maar wat kan ik er allemaal mee.
Wat
zou Bert Bokhoven – de onbekende filosoof - hier nu van vinden ? Hoewel Bert in
zijn algemeenheid niet primair reageert, kwam er toch weer een inzicht van Bert
die – zoals gebruikelijk weer oorverdovend en overdonderend simpel was.
“Zelfs de grootste hoop stront, bevat nog vruchtbare zaadjes”, reageerde Bert.
Ik was verbijsterd. Wat bedoelt Bert ? Wat zijn dit voor grappen ?
Natuurlijk begreep Bert mijn reactie van ongeloof, maar hij dacht nog eens
verder na en kwam tot een uitspraak van Albert Einstein. Einstein heeft
namelijk eens opgemerkt dat het Universum vriendelijk voor ons is. “Nou en”,
zei ik tegen Bert, “wat moet ik daarmee ?” “Nou”, zei Bert, "ga er nu eens
van uit dat ook al gebeuren er vreselijke dingen met jou of met je naasten, het
Universum daar een toch vriendelijke bedoeling mee heeft. En als je daar dan
eens goed over nadenkt dan zul je merken dat er toch altijd weer lichtpuntjes
zijn. Net zoals die zaadjes in die hoop stront". Dikke toeter denk je dan,
maar Bert heeft me wel aan het denken gezet. Ik weet op dit moment nog helemaal
niet wat die goede bedoelingen van het Universum dan wel zouden kunnen zijn,
maar het helpt wel.
En
toen begon ik het een ietsje verder te begrijpen. Want had Bert mij
onlangs in het artikel “Bert Bokhoven ontmoet Rumi” nog gewezen op het gedicht
“Het Gastenhuis” ?. En stond daar niet in dat je elke gast moet verwelken als
een welkome gast, ook al is hij nog zo vervelend omdat hij namelijk een
boodschapper zijn. En misschien is de kwaadaardige tumor ook wel een
boodschapper. Ik weet nog niet hoe, maar misschien, misschien.
En
wat toen Bert mij onlangs in het artikel “Bert Bokhoven ontmoet God” had
geadviseerd om naar God te gaan. Op mijn eigen manier en geheel zoals ik ben.
Want toen ben ik God gaan zeggen dat ik hem opdroeg om te zeggen, dat het niet zo is.
En
dan gebeuren er dingen. Ik hoorde op de radio “Zeg me dat het niet zo is” van
Frank Boeijen. En terwijl ik met mijn vrouw in het bos wandelde vonden we een
beeldje aan een stukje van een sleutelbos. Het was een Engel. Misschien wel de
Engel van Engelief.
Enkele
dagen later komen we bij de oncoloog. En we horen dat er wellicht sprake is van
een zeldzame variant. Een variant met een aanzienlijk betere prognose. En dat
geeft de burger moed. De moed om er voor te gaan. De moed om niet op te geven.
En dat was ook de boodschap van Bert naar aanleiding van zijn ontmoeting met de
Dalai Lama” en diens gedicht “Never give up, no matter what’ never give up”.
Ik
ben er nog niet uit. Wie het weet mag het zeggen. Maar het was wel de eerste
keer dat Bert Bokhoven sprakeloos was.
Peter
Tersteeg